- nacht
- {{nacht}}{{/term}}1 nuit 〈v.〉 〈ook figuurlijk〉♦voorbeelden:1 hij gaat niet over één nacht ijs • il ne se lance pas à la légèrebij nacht en ontij • à une heure indueeen bange nacht • une nuit d'angoisseiemand goede nacht wensen • souhaiter (une) bonne nuit à qn.de hele nacht wakker liggen • ne pas fermer l'oeil de la nuitde zieke heeft een onrustige nacht gehad • le malade a passé une mauvaise nuitslapeloze nachten • nuits blancheshet is er nacht • il y fait noirde nacht valt • la nuit tombehet was nog nacht • il faisait encore nuiteen nachtje over iets willen slapen • (vouloir) réfléchir (à qc.) à tête reposéebij nacht, 's nachts • la nuitin de nacht • pendant la nuitzo lelijk als de nacht • laid à faire peurzo zwart als de nacht • noir comme du charbon〈spreekwoord〉 bij nacht zijn alle katten grauw • la nuit, tous les chats sont gris
Deens-Russisch woordenboek. 2015.